Onderwijs & Onderzoek
Onderwijs is in de kern een nationale aangelegenheid. Als Europese samenwerking de kwaliteit van het onderwijs naar een hoger niveau kan tillen, juichen we dat toe. Het versterken van de kwaliteit van onderwijs betekent echter ook dat we kritisch kijken naar welke druk internationalisering van het onderwijs op studiemigratie legt. Lidstaten moeten de vrijheid houden om daarin verantwoorde keuzes te maken. Ook de onderwijsvrijheid zoals we die in Nederland kennen moet in het kader van Europese samenwerking wel gewaarborgd blijven. Dit betekent dat er vanuit Europa niet wordt gestuurd op de inhoud van curricula.
- Bijzonder onderwijs. Een meerderheid in het parlement wil in de EU-verdragen opnemen dat het onderwijs in de Europese Unie neutraal moet zijn. De ChristenUnie is hier fel op tegen en vindt dit bij uitstek een onderwerp dat nationaal geregeld moet blijven. De vrijheid van onderwijs betekent dat aan ouders het recht toekomt om het onderwijs te kiezen dat past bij de opvoeding van hun kinderen.
- Erasmus+. Internationale ervaringen kunnen een waardevolle rol spelen in de vorming van leerlingen en studenten. De ChristenUnie blijft daarom een voorstander van uitwisselingsprogramma’s in het kader van Erasmus+. Wel moet de werving van internationale studenten in verhouding staan tot de draagkracht van het onderwijssysteem en de beschikbare studentenhuisvesting. Onderwijsinstellingen moeten daarin zelf ook verantwoordelijke afwegingen maken.
- Virtuele samenwerking. Naast fysieke uitwisseling kunnen ook virtuele samenwerkingsprojecten van grote toegevoegde waarde zijn. De EU kan dit stimuleren en voor dergelijke projecten een belangrijke netwerkfunctie vervullen.
- Aandacht voor het mbo. De groene en digitale transitie waar we in zitten, creëert in heel Europa vraag naar specifieke vaardigheden waar juist mbo-opleidingen in kunnen voorzien. Het is goed dat de EU middels de zogenoemde Skills Agenda het ontwikkelen van relevante vaardigheden stimuleert. Belangrijk daarbij is dat samenwerking en uitwisselingsmogelijkheden ook door mbo’ers goed benut kunnen worden, hetzij fysiek dan wel op virtuele wijze.
- Erkenning diploma’s. Onderlinge erkenning van diploma’s binnen de EU kan samenwerking en uitwisseling verder versoepelen. Dit moet zo goed mogelijk geregeld worden, mits het kwaliteitskeurmerk van diploma’s gewaarborgd blijft. Het verdrag tussen de Benelux en de Baltische staten op dit gebied kan als voorbeeld dienen voor de rest van Europa. De EU stimuleert daarnaast alle deelnemers aan het Bologna proces om gemaakte afspraken daadwerkelijk te implementeren.
- Strategische verbinding. Bij wetenschappelijke samenwerking en toelating van internationale studenten moet gericht worden samengewerkt met derde landen die in hun regio als gidsland worden gezien. Dit betreft bijvoorbeeld Zuid-Afrika en India. In dergelijke landen is vaak veel wetenschappelijke potentie maar is de keuze voor samenwerking met Europa niet vanzelfsprekend.