Structuurfondsen

Structuurfondsen

Binnen Europa zijn er grote welvaartsverschillen tussen de regio's. Het regionaal beleid van de EU heeft als doel deze verschillen te verkleinen. De twee uitgangspunten hierbij zijn solidariteit en cohesie, ofwel aansluiting en samenhang. Solidariteit omdat de rijkere gebieden binnen de EU een helpende hand moeten bieden aan minder welvarende delen. Cohesie omdat het verkleinen van de economische verschillen uiteindelijk structureel kan bijdragen aan de welvaart en het welzijn van iedere EU-burger. Ter bevordering van de economie in economisch achtergestelde regio’s kent de EU vier fondsen. Deze structuurfondsen zijn voornamelijk van belang voor de ontwikkeling van infrastructuur en werkgelegenheid in de armere regio's. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), Cohesiefonds en het Europees Fonds voor een Rechtvaardige Transitie. Bij de laatste twee fondsen vindt de ChristenUnie het van groot belang dat hiermee de transitie naar duurzaamheid en groene energie wordt gefinancierd.

  • Aanvraag versimpelen. De EU moet het aanvragen van gelden uit de structuurfondsen versimpelen, te vaak blijven er structuurgelden over.
  • Geografische ligging. Naast de inhoudelijke doelen die regio’s samen nastreven, wordt ook een perifere geografische ligging een belangrijke reden voor toekenning van gelden.
  • Bevorderen regionale samenwerking. Samenwerking tussen regio’s dragen bij aan economische groei in regio’s die samen optrekken. Met inzet van de structuurfondsen moet deze samenwerking bevorderd worden.
  • Resultaten transitieopgaven. De doelen van de structuurfondsen zijn gekoppeld aan de grote transitieopgaven. Financiering vanuit structuurfondsen moet plaatsvinden op grond van resultaten en niet op grond van gemaakte kosten. Als landen geen gebruik maken van toegezegde fondsen, dan komen de toezeggingen te vervallen.